TON KOOPMAN

Dertig jaar geleden kwam de gedachte een symfonieorkest te dirigeren niet in Ton Koopman op. Inmiddels reist hij de wereld rond om precies dat te doen. Zijn de orkesten veranderd, of  Koopman zelf ? Tijd voor een goed gesprek met deze belangwekkende muzikant.

 

Begin juni ontvangt Ton Koopman mij in de Haagsche "Lutherse Kerk" uit 1759. Hij laat me de kerk en het even oude monumentale orgel zien, waarop een leerling aan het oefenen is. Het is een fraaie, ruimtelijke kerk met een voorbeeldige acoustiek. Op het 'koor' staat een oud psalmenorgel, maar de sleutel tot die locatie heeft Ton niet. "Ik stop binnenkort met lesgeven en heb nooit de kans gehad daarop te spelen. Jammer." 

 

Koopman werd in '44 in Zwolle geboren in een katholiek gezin, waarin hij de eettafel deelde met zes broers en zussen. Hij was zes toen hij tijdens een kerkgang geraakt werd door het spel van de organist van dienst. Niet alleen trof hem de majestueuze orgelklank, ook de muziek raakte hem. Het bleek te gaan om muziek van Bach. Tonnie vroeg de organist of hij dat ook mocht leren spelen, maar de organist zei dat zijn benen nog te kort waren. Omdat juist het flitsende pedaalwerk hem fascineerde, zette de jonge Ton prompt de orgelbank schuin voorover, zodat zijn voeten de pedalen net haalden. Zo is het begonnen.

 

"Bach was virtuoos op de pedalen, sneller dan zijn leraar, sneller dan zijn oudere broer," vertelt Koopman. Wie hem heeft zien spelen, weet dat ook zijn voetenwerk virtuoos is. Vliegende veters en virtuoos dansende vingers, begeleid door een bejahend knikkend hoofd: het is Koopman ten voeten uit als hij orgel speelt. Bij zijn clavecimbelspel missen we de veters, maar dat wordt gecompenseerd door een dadendrang van de handen die zijn leraar Gustav Leonhardt soms het clavecimbel in een beschermende houdgreep deed nemen. "Ik wilde de grenzen van de dynamiek van het clavecimbel verkennen. Leonhardt beleefde het als een adellijk instrument. Ik niet." Juist de tegenstelling tussen meester en leerling kan vruchtbaar zijn: "Leerlingen moeten geen kopie van de leraar worden."

Wie Koopman heeft horen spelen of dirigeren, zal het niet meer vergeten. Bach is zijn voor en na, maar alle muziek die hij aanraakt, die hij vertolkt via de toetsen of als dirigent, krijgt een aplomb dat beklijft. Op het podium vloeien zijn temperament en perfectionisme ineen tot een vurige synthese.

 

Dirigeren doet hij sinds zijn dertigste. Zijn dadendrang leidde in '79 tot de oprichting van het Amsterdam Baroque Orchestra, waaraan later een koor werd toegevoegd. Het ensemble was onder zijn leiding zowel controversieel als revolutionair, de wereld moest nog wennen aan darmsnaren en non-vibratospel. Maar het publiek raakte geboeid; ontdaan van romantische schmink en parfum,  klonken Bach c.s. nagelnieuw, helder en schoon. Ton Koopman en zijn ensemble maakten furore en veroverden wereldwijd de podia. Begin jaren '80 deed het specialistische aspect van Koopmans aanpak de meeste symfonieorkesten aarzelen hem als dirigent te boeken. Maar het RO nodigde hem uit een aantal oude, vergeten vaderlandse composities te dirigeren voor de gelauwerde opnamenreeks "400 jaar Nederlandse Muziek". 

In '96 stond hij voor reguliere concerten bij ons op de bok met onder meer Schubert op de lessenaar. De samenwerking verliep toen stroef, herinnert Koopman zich: "Ik was misschien teveel een Jehova's Getuige. Ik weet nu dat je de bronnen niet te stijf moet interpreteren. Er zijn meer waarheden mogelijk."

 

Bij de orkesten die hij tegenwoordig dirigeert stuit Koopman op steeds minder weerstand. Hij heeft geleerd hoe hij de musici mee moet krijgen in zijn verhaal. "Maar ik wil wel dat men mijn wensen serieus neemt," merkt hij glimlachend op. Hij was drie jaar lang vaste gastdirigent bij het Cleveland Orchestra, dirigeerde de New York Philharmonic en het orkest van Jaap van Zweden in Dallas. "In de USA hebben ze met authentiek spel geen of weinig ervaring, maar de musici zijn nieuwsgierig." In Europa is men een stuk verder en ziet hij bij de orkesten geregeld klassieke strijkstokken. "Bij het Mahler Chamber Orchestra zetten ze zelfs een darm E-snaar op hun viool als ik kom dirigeren." En vibrato? "Vibrato is kleur, dus ik gebruik het als het nodig is. Maar niet de doorgevibreerde toon. Geen gewiebel!"

 

Het RO wenst zich op te werpen als pleitbezorger van een meer 'authentieke' uitvoeringspraktijk. Het verheugt zich dan ook op de samenwerking met Ton Koopman, het komende seizoen. In november dirigeert hij onder meer Mozarts fameuze "Requiem"; in januari zal Bach op de lessenaars staan. Het staat vast dat het avontuurlijke concerten zullen worden. Zowel voor u als voor ons.

 

(gepubliceerd augustus 2013)