Interview Jan Willem de Vriend

 ‘Toegewijd, eigengereid, tikje bezeten’

 

 

Jan Willem de Vriend houdt er een stijl van dirigeren op na die hij zelf bestempelt als "amateuristisch". Maar het werkt, want zijn carrière vertoont een lijn die het verticale benadert. De consequentie daarvan is dat hij in alle buitenlanden wordt ontdekt, dus moeten we hem zoveel mogelijk in Nederland zien te houden. Binnenkort komt hij bij ons de ‘Matthäus Passion’ weer dirigeren. En daarna laten we hem niet meer los.

 

Een filmpje op YouTube toont Jan Willem de Vriend in zijn werkkamer, waar hij al bijna dertig jaar zijn studies verricht. Het zwarte boekje dat hij uit een van de muurhoge, tot de nok gevulde boekenkasten trekt, is stokoud, het valt een beetje uit elkaar. Als hij het openslaat, zie ik bladzijde na bladzijde notenbalken met zorgvuldig geschreven noten en tekst. “Het is van mijn overgrootvader geweest”, vertelt hij met iets van melancholie in zijn stem, “wat hij hoorde aan liedjes en melodieën schreef hij nauwgezet op. Ook mijn opa heeft er in geschreven.” Jan Willem niet. Misschien uit eerbied voor zoveel liefdevolle toewijding en discipline. En juist die eigenschappen  tekenen hem ten voeten uit.

 

Bezeten

Je mag hem ook bezeten noemen. Jan Willem de Vriend is altijd met muziek bezig, zeven dagen per week. Als hij eenmaal een werk ter uitvoering heeft gekozen, haakt hij zijn ziel er in vast en laat niet meer los tot de laatste noot bij de laatste uitvoering heeft geklonken. Minutieus ontleedt hij niet alleen de partituur, maar ook de wereld van de componist, zijn leven, zijn denken, zijn omgeving, zijn gewoonten. Wat er los en vast over het werk te vinden is; Jan Willem spoort het op en integreert het in zijn interpretatie. De lange speurtocht naar het hart van de partituur eindigt met de eigengereide, loshandige bewegingen waarmee hij tijdens een concert het orkest dirigeert.

 

Violist

Maar hij begon ooit als violist. In 1980 hokte hij in Amsterdam samen met een groepje strijkers en flanste met hen een paar concerten in elkaar: een stukje avant garde, een beetje Nina Rota, een brokje Biber. Dat brokje kwam van Jan Willem, die graag in bibliotheken neusde en er werken van vergeten componisten ontdekte, werken die nooit eerder hadden weerklonken. Hij bleef speuren, en voor zijn vrienden het wisten stond er het ene na het andere vergeten opus op de lessenaars, vooral van oude meesters. Het op de juiste wijze uitvoeren van die oude noten werd nu een punt van zorg, waar Jan Willem gretig zijn energie op richtte. En zo gebeurde het dat in 1982, twee jaar na die eerste roerselen, het Combattimento Consort Amsterdam werd opgericht, dat zich inmiddels al dertig jaar onderscheidt met het op hoog niveau spelen van oude en oudste muziek.

 

Dirigeren

Combattimento werkte zonder dirigent, maar soms was het ensemble zo groot dat Jan Willem, de Kapellmeister, zijn viool neerlegde en de troepen leidde met dirigenteske gestes en veel mondelinge aansporingen. Vond hij stiekem best leuk. Naarmate hij het meer deed, groeide zijn zelfvertrouwen en toen hij een keer werd gevraagd een symfonieorkest te dirigeren, zei hij “Ja!” Hij werd ontdekt, hij groeide, ging stilaan meer dirigeren dan vioolspelen. Meestal stond er oudere muziek op zijn lessenaar, van Bach tot Schumann. Zijn naam werd steeds vaker genoemd. Jan Willems aanpak van de ouden sprak blijkbaar aan.

 

Vibrato

Wat voor aanpak is dat? Het valt iedereen op dat de musici vaak niet vibreren. Dat is terecht, hoewel het zeker niet de essentie is. De discussie over wel-of-niet-vibreren als we Mozart of Beethoven spelen, is eigenlijk achterhaald, vindt Jan Willem: “Ten noorden van de Alpen werd er anders mee omgegaan dan in het zuiden. Luther versus Rome, zou je kunnen zeggen. Maar er was geen wet. Er was smaak. Er was stijl.” Wezenlijk is de notie dat de literatuur – Leopold  Mozart, Johann Quantz, etc. – vertelt dat het orkest niet vibreert, omdat het de boventonen doodslaat en de gezamenlijke intonatie bemoeilijkt. Solisten gebruikten het vibrato naar eigen inzicht, naast het portamento. “Orkesten spelen het begin van Beethovens Vijfde symfonie tegenwoordig op de G-snaar en met vol vibrato. Maar speel het zonder vibrato op de D-snaar en de boventonen laten de hemel sidderen!”

 

Smaak

Feit is dat het ‘doorgevibreerde’ strijkerspel pas in het begin van de negentiende eeuw is ontstaan, dus na Brahms. “Brahms schreef  zijn Vioolconcert en veel van zijn kamermuziek voor de violist Joseph Joachim, die bijna niet vibreerde en veel meer het portamento als kleuring gebruikte.”

Fritz Kreisler was een van de eerste soloviolisten die het gangbare portamento combineerde met de doorgevibreerde toon. Die aanpak culmineerde in het spel van Jascha Heifetz. Sindsdien is het portamento in diskrediet geraakt, maar blijven we er wereldwijd op los vibreren. Is het dus een kwestie van veranderende smaak? “Precies. Eind negentiende eeuw boog heel cultureel Europa zich over de uithoeken van de maatschappij. Spaanse volksmuziek werd getoonzet, zigeunermuziek kwam terecht in operettes etcetera. De speelstijl van solisten werd er door beïnvloed, en uiteindelijk ook die van de orkesten, die met de groei van zalen en composities steeds groter werden. Maar Brahms heeft zijn Tweede symfonie uitgevoerd met tien eerste violen, waarschijnlijk zonder vibrato.”

 

Bach 

Zo zit het dus. En Bach? “Ook bij de interpretatie van Bach of Beethoven moet je je laten leiden door de lokale gebruiken van die tijd. Je moet je inleven in het instrumentarium dat werd gebruikt, in de esthetische visie die leidend was, en daarna nog alles meenemen wat je te weten kunt komen over de achtergrond van de compositie, de omgeving van de componist, zijn denken en zijn doen. En dan rolt er bij mij een interpretatie uit die niet eens vaststaat. Over tien jaar doe ik het misschien heel anders. Ook de ‘Matthäus Passion’.”

Jan Willem komt dit magistrale opus van Bach in maart bij ons dirigeren. Zes jaar geleden deed hij dat ook, mit grossem erfolg bij publiek en musici. Ja, wij zien hem graag terug komen, en niet alleen voor Bach. Want het Residentie Orkest zal vanaf volgend seizoen vaker dan voorheen de ‘klassieke’ muziek gaan spelen, en we willen dat doen op ‘historisch geïnspireerde’ wijze. Dus zonder vibrato? Wellicht, maar dat is zoals gezegd niet de essentie. Feit is dat Bach, Mozart, Schumann, hun muziek anders uitvoerden dan in ‘moderne’ symfonieorkesten gebruikelijk is geworden. In de symfonische orkestpraktijk is met name in de twintigste eeuw één enkele stijl ontstaan, waarmee alle muziek uit alle perioden werd gespeeld. Om het even scherp neer te zetten: vijftig jaar geleden kende het grote publiek Bach voornamelijk via Stokowsky’s bewerking  van ‘Air for the G-string’ voor groot orkest…

 

Avontuur

Al ruim dertig jaar zijn er kleinere ensembles die zich specialiseren in de speurtocht naar een meer ‘authentieke’ benadering van de oude meesters: Orkest van de Achttiende Eeuw, Amsterdam Baroque Ensemble, Musica Antiqua Köln, Combattimento Consort Amsterdam. Maar een symfonieorkest dat zijn Beethoven en Brahms steevast in de ‘historisch geïnspireerde’ stijl speelt, bestaat nog nergens ter wereld. Welnu, dat is binnenkort verleden tijd. Het Residentie Orkest, een van de oudste ‘moderne’ symfonieorkesten ter wereld, gaat er voor. We gaan dirigenten uitnodigen die zich specialisten mogen noemen in het genre, en zij brengen allen hun eigen inzichten mee. Dat staat garant voor avontuur, voor ons en voor u. En voor bezeten dirigenten als Jan Willem de Vriend.

 

 (gepubliceerd december 2012)