MUSICIAN MEETS DANCER

We zijn al een kwart eeuw buren, maar we zien elkaar maar zelden. Onze zalen zijn fysiek verbonden, wat er zich in afspeelt is complementair en de kaartverkoop geschiedt aan dezelfde kassa’s. Toch kende ik tot voor kort niet één danser van het NDT. Zelfs tijdens de tournee die het RO en NDT twee jaar geleden samen maakten door Nederland heb ik nauwelijks een danser ontmoet. We reisden apart, zij bestegen de bühne, wij daalden af naar de orkestbak. Reden genoeg om eens te gaan neuzen in die vreemde, verborgen wereld van de hoogste danskunde: het ballet.

 

NDT I is een company van circa dertig dansers met uiteenlopende nationaliteit. Hun residentie is het Lucent Dans Theater dat, naar een ontwerp van Anton Koolhaas, tegelijkertijd met de Philipszaal is gebouwd. Het heeft ook die typisch haagsche tachtiger jaren uitstraling: neergezet voor een grijpstuiver maar toch krachtig en een beetje speels. Het interieur kenmerkt zich door grijs beton, zwarte tinten, veel hoogteverschillen en een afwisseling van nauwte en ruimte. Het is er niet onaangenaam toeven, merk ik als ik mij meld voor mijn visite; het is er licht en er zijn overal mensen. Vooral dansers, die ik meteen als zodanig herken. Niet alleen zijn ze jong, slank en veelal gehuld in luchtige, soepele kleding; ik herken ze aan hun kaarsrechte houding en het typische loopje van de balletdanser: vederlicht en enigszins o-benig. Ze hebben allemaal afgetrainde lijven en hun bewegingen zijn, ook als ze koffie drinken, gracieus en lenig. Als ik mij onder hen begeef, in een van de grote oefenzalen, voel ik mij tamelijk houterig. Onwillekeurig recht ik mijn rug.

 

Ik mag plaatsnemen op een oude bank die tegen een muur van de oefenzaal is gezet. Die zaal lijkt qua interieur  op de gymzalen uit mijn jeugd, maar dan een flinke slag groter. Aan een wand hangen grote luidsprekers. Er zijn twaalf dansers op de vloer, ze zijn ontspannen, rekken en strekken wat, hier en daar zie ik dansbewegingen. De voertaal is Engels. Paul Lightfoot (nomen est omen), directeur en huischoreograaf van het NDT, maakt grapjes met dansers en praat met leden van de staf; zo’n tien mensen die allen de muur van mijn bankje bemannen. Ik bevind mij in de commandocentrale van een repetitie: Sehnsucht, een choreografie van Lightfoot zelf.

 

De dansers groeperen zich in meerdere rijen. Paul Lightfoot drukt op een knop en muziek weerklinkt: het Scherzo uit Beethovens vijfde symfonie. Wat volgt is een kwartier adembenemende lichamelijkheid. Uit heftige, synchrone groepsdans ontworstelt zich om de haverklap een solo of een stormachtige pas de deux. Alles vloeit in elkaar over, ik kom ogen tekort. Opmerkelijk is de aandacht die geschonken is aan de mimiek van de solodansers; hun gezichten wringen en plooien mee met het verhaal dat hun dans vertelt. Het Scherzo maakt plaats voor de Finale: ik hoor het nauwelijks want de ervaring van het ballet is oorverdovend. Soms belandt een danser vlak voor me en zwiepen ledematen voor me langs. De vloer trilt en dreunt voortdurend. De energie van de dans is intens, de emotie dringt onverwacht diep in mijn ziel. Zo heb ik ballet niet eerder meegemaakt.

 

Als ik een van de dansers na afloop van de repetitie vertel over mijn indrukken, glimlacht hij en zegt: ‘Je kunt tijdens een repetitie op souplesse dansen, eerder dan op kracht, zonder dat de energie van de dans er erg onder lijdt. We moeten oppassen voor blessures.’

 

Zijn naam is Bastien Zorzato, geboren 1983 in Bergerac. Hij vertelt dat hij drie jaar oud was toen hij het ballet ontdekte. De plaatstelijke dansschool was al snel niet meer in staat hem bij te benen; hij was twaalf toen hij het gezin verliet om zijn talent te gaan ontwikkelen aan een gerenommeerde balletschool in Bordeaux. Een paar jaar later werd hij toegelaten tot het Nationale Conservatorium in Lyon. Het NDT leerde hij kennen toen het een tournee door Frankrijk maakte. Vanaf dat moment wist hij wat zijn toekomst zou zijn. In 2001, achttien jaar oud, deed hij auditie en werd aangenomen.

 

Bastien is een mooie man met ravenzwart haar en felle, bruine ogen. Zijn postuur is rank maar krachtig, wat misschien verklaart waarom hij in Sehnsucht het betere tilwerk mag verrichten met een van de danseressen. Die choreografie heeft NDT I eerder gedanst. Als ik hem vraag hoe hij de ‘partituur’ opnieuw instudeert, zegt hij: ‘Het lichaam heeft een geheugen. De muziek, de dansers om me heen en de aanwijzingen van de choreograaf brengen die herinnering tot leven.’

Mijn vingers weten in een eerder gespeeld orkestwerk ook weer snel de weg. Dat wil zeggen: na flink studeren. Hoeveel ‘studeert’een danser eigenlijk?

 

Bastien licht me in over zijn werkweek. ’s Morgens van 11 tot 12u15 is er class; techniek training. Na een korte pauze wordt de middag tot tegen zessen gevuld met repetities van choreografiën; daar is navenant het te dansen werk niet altijd elke danser bij nodig. Evengoed kun je pech hebben en de hele week (maandag tot en met zaterdag) de hele dag aan de bak moeten.

 ‘Soms is het een beetje veel’, zegt Bastien: ‘dan hebben we ’s avonds een voorstelling ergens in het land en de volgende dag repetities voor een nieuw programma.’

 

Klinkt me bekend in de oren en dat vertel ik hem ook; over mijn toonladders, de zware repetities en zes dagen per week werken. We hebben het even over blessures. Daarin komen we elkaar meteen tegen. Dansers hebben net als orkestmusici te kampen met accute aandoeningen die je een tijdje aan de kant zetten, maar ook met chronische kwakkeldingen die je het leven zuur maken. Het is de kunst die kwalen in te passen in het dagelijkse ballet- of orkestleven.

Ik vertel hem dat ik vijftig ben en met wat geluk nog zeker tien jaar op goed niveau kan blijven spelen. Danst Bastien over tien jaar nog bij NDT? Daar wil hij niet veel over kwijt, maar ik vind zijn antwoord veelzeggend:

‘Ik ben daar nu niet mee bezig. Ik zal zien wat het leven me brengt.’

 

Het was een zinderende middag, daar bij de dansers van het NDT. Ik heb er passie, overgave, liefde voor het vak gevoeld. Precies als in mijn eigen RO, maar dan anders.

Deze herfst gaan we samen spelen en dansen. Dat moeten we veel vaker doen.

 

 

(Gepubliceerd augustus 2012)