Interview Roland Kieft

“Den Haag biedt ongehoord veel mogelijkheden op muzikaal gebied”

 

Toen Roland Kieft eind jaren negentig in dienst kwam bij AVRO Klassiek, duurde het niet lang eer hij inzag dat het roer om moest, wilde Radio 4 overleven. Van nieuw, jonger publiek was immers geen sprake. Oudere luisteraars stemden liever af op Classic FM of buitenlandse zenders. Dus haalde hij Maartje van Weegen naar de studio. Hij maakte nieuwe programma’s die meer inspeelden op de actualiteit en die de musici ook zonder instrument voor de microfoon haalden. Hij verzon nieuwe formats voor radio en tv zoals het populaire ‘Virus’, ‘De Klassieken’ en, alweer zeven jaar geleden, het Haagse Festival Classique met als knaller het Hofvijverconcert. Wat kijk- en luistercijfers betreft, bleek Roland Kieft een kanon. En nu werkt hij voor ons. Als Artistiek Directeur zal hij het Residentie Orkest dirigeren naar de toekomst.

 

Wittebroodsweken

Hij oogt gedrongen, stevig en rechtop; mannelijk maar niet macho. Zijn woorden kiest hij steevast kalm en zorgvuldig, zijn dictie is nauwgezet. Roland Kieft is een persoonlijkheid. Wanneer ik hem spreek, is hij net een ruime week in de weer met ons orkest en het gebeuren er omheen. Glimlachend zegt hij: “Het zijn mijn wittebroodsweken, dit is een heerlijke tijd.” Maar het is geen tijd van achterover leunen. Roland heeft de handen aan de ploeg en laat hem niet meer los. “Dit orkest verdient het te bestaan, en niet in de marge”, zegt hij stellig. Kijk, die mentaliteit hebben wij nu zo broodnodig. En ook zijn kijk op onze taak: “Het Residentie Orkest moet zichzelf transformeren van een museale instelling naar een creatief bedrijf.”

 

Oeteldonk

Samen met een broer en een zus is Roland geboren en getogen in ’s-Hertogenbosch, maar echt Brabantse wortels heeft hij niet. Zijn vader, solobassist in het Brabants Orkest, was Amsterdammer, zijn moeder, altiste in hetzelfde orkest, kwam uit Brugge. Den Bosch is een deel van het jaar Oeteldonk, dus vraag ik hem of het carnaval in zijn bloed zit. “Ik heb natuurlijk als kind wel meegedaan. Toen ik met zeventien jaar het ouderlijk huis verliet, heb ik het carnaval achter me gelaten.” Maar hij acht zich wel een Bourgondiër: “Ik wil elke dag het volle leven voelen.”

 

Cello

Het orkestleven ligt voor de kleuter Roland op de spreekwoordelijke paplepel. Als er op zaterdagochtend een repetitie is, gaat hij zijn ouders er vaak ophalen. Die eerste confrontaties met een symfonieorkest zijn beslissend voor zijn leven: “Die massa glimmende instrumenten, dat volle geluid, dat was voor mij een kermis!” Het spreekt vanzelf dat hij een instrument wil leren bespelen. Eigenlijk wil hij de contrabas, maar die is nog te groot. Dus kiest hij de cello, met het idee ooit te groeien naar de bas. Hij wordt echter vaardig op de cello en dat voelt eigenlijk wel fijn, hij blijft hem bespelen. De contrabas en zijn bespelers hebben ook nu nog een speciaal plekje in zijn hart: “Mijn vader overleed toen ik zeven was. Dat is iets wat je vormt als zoon, als mens.”

 

Den Haag

De cello, de orkestwereld, klassieke muziek; ze schieten wortel in Rolands ziel en leven. De dagelijkse gang naar school valt hem daardoor zwaar en op zijn veertiende kiest hij voor de vooropleiding van het Haagse Koninklijk Conservatorium, waar de middelbare schoolopleiding en muzikale vorming worden gecombineerd. In Den Haag belandt hij op kamers in het huis van de eerste vrouw van Theo Olof, voormalig concertmeester van het Residentie Orkest. In die tijd bezoekt hij elke week een concert van ons orkest in het Congresgebouw, met een goedkoop studentenkaartje.

De keuze voor de Franse cellist Michel Roche als leraar brengt hem vier jaar later naar Utrecht. De Franse celloschool: lichtvoetig, dartel en met een toonideaal dat eerder de hemel wil strelen dan zwoegen over modderige paden. De cellovirtuoos Paul Tortelier is Rolands voorbeeld, hij is de voor elke zich ontwikkelende kunstenaar broodnodige icoon die Roland iedere dag urenlang cello doet studeren.

 

Bernstein

Maar er is nog een andere icoon, die met Tortelier in Rolands ziel om voorrang strijdt. Roland was vijftien toen hij in de Houtrusthallen in Den Haag de New York Philharmonic hoorde onder leiding van Leonard Bernstein. Lichtvoetig, dartel en het hemelse in de muziek aantonen; dat is Lenny ten voeten uit. “Hij was flamboyant als mens en dirigent, een geweldige communicator, een genie”, zegt Roland over hem, en een kwartier lang vertelt hij met glinsterende ogen over deze bijzondere dirigent.

Bernsteins optreden in de Houtrusthallen deed het plekje in Rolands ziel opgloeien, waar zijn geheime wens sluimerde om zelf te dirigeren. Het wilde niet meer doven. Het werd een vuur dat hem, tijdens zijn eerste studiejaar in Utrecht, ertoe bracht dirigeerlessen te volgen bij Charles de Wolf.

 

Dirigent…

Dat beklijfde, het voelde goed. De cello raakte al snel op de achtergrond toen Roland aan de weg begon te timmeren als jonge dirigent. Studentenorkesten als het VU-Sweelinckorkest waren blij met hem, en het Hofstad Juniorenorkest in Den Haag eveneens. In 1986 kreeg hij in Tanglewood een week lang les van zijn inspirator Leonard Bernstein, wat zijn techniek en zelfvertrouwen een fikse impuls gaf. Dat viel op en voor hij het wist stond hij op de bok van onze nationale symfonieorkesten. Ook het Residentie Orkest heeft hij eind jaren tachtig twee maal gedirigeerd; onder zijn leiding speelden we in de Philipszaal onder meer 'Petroejska’, Francks ‘Variations symfoniques’ en Bartóks Altvioolconcert, met als solist onze onvolprezen Andrew Sparrow.

 

…of niet?

Daarna was Roland jarenlang all over the world. Dirigeerde het hele repertoire en deed dat overal, reisde van continent naar continent, van hotelkamer naar hotelkamer. Totdat er iets begon te knagen. De eenzaamheid van het vak. Het leven uit de koffer. De afstand tot de musici, de vluchtigheid van ontmoetingen, het gemis van zijn naasten. Er was ook het toenemende inzicht dat hij datgene wat hij zo bewonderde in dirigenten als Bernstein, zelf tijdens concerten maar zelden bereikte; ruimte en tijd opheffen, de hemel openen. En er kwam die dag dat hij na een ochtendrepetitie liggend op een steriel bed in een anonieme hotelkamer naar het plafond staarde en dacht: “Ik ben geen dirigent.”

 

AVRO

Het was alsof zijn gedachten de ether in waren gezonden, want een week later belde de AVRO hem op. Of hij iets voor hen kon betekenen. Nou, dat kon hij. Kreeg de handen op elkaar voor tal van ideeën. Bracht ze met verve in de praktijk. Maakte van alles en nog wat een succes. Klassieke muziek in de media kreeg mede dankzij Roland Kieft weer een blos op de wangen. Roland had het naar zijn zin, daar in Hilversum, gedurende veertien mooie jaren. 

Maar talentvolle mensen willen steeds opnieuw uitgedaagd worden. Toen het vorige kabinet besloot in het kader van bezuinigingen de cultuursector niet met de kaasschaaf maar met grof gereedschap bij te werken, ontwaarde Roland door de stofwolken heen de mogelijkheden en kansen. En toen belden wij hem op. Of hij zin had in een nieuwe uitdaging? Nou en of!

 

Toekomst

Roland Kieft zet breed in op de toekomst van ons orkest. Breed bijvoorbeeld in de zin van meer publiek, maar vooral ook ánder publiek. Roland: “Een orkest maakt muziek, welke muziek dan ook. We moeten over de grenzen van de klassieke muziek heen kijken.” Dus gaan we kijken en luisteren in alle wijken, want de multi-culturaliteit van Den Haag biedt ongehoord veel mogelijkheden op muzikaal gebied. Roland denkt aan gastprogrammeurs uit elke hoek van de hofstad. Heftige hip-hop, snoeiharde Metal, traditionele Chinese muziek? “Ze horen bij de stad, net als het Residentie Orkest.”

Een concertzaal als Het Paard van Troje is voor het orkest de ideale plek om een breed georiënteerd publiek te bereiken. “Dat podium moet ook belangrijk voor ons worden.”

 

Verwennen

De traditionele concertbezoekers moeten meer verwend worden, mijmert Roland: “Ik denk aan dingen als het publiek welkom heten met live muziek, interviews en koffie. Een videowall in de zaal die relevante informatie toont. Een bekende persoonlijkheid als Maartje van Weegen, die vanaf het podium het verhaal achter de muziek vertelt.” 

Ook qua programmering zijn we blij met Roland. Hij heeft bijvoorbeeld een idee voor een serie concerten met de werktitel Nederland Herrijst: muziek uit de jaren van de wederopbouw 1945-1975. Denk aan al bijna vergeten componisten als Badings, Orthel, Pijper en Andriessen. “Daar zit heel veel goede muziek tussen die het waard is klassiek te worden. Dat gaan we weer spelen, dat is Nederlands erfgoed.”

Hij heeft ideeën bij de vleet, die snel plannen zullen worden. Reken maar dat onze Razende Roland ze ten uitvoer zal brengen: “Den Haag verdient het. Het Residentie Orkest verdient het. Ik ga ervoor.”

 

(gepubliceerd maart 2013)